boeren, oprispen, een boer laten
geloven, menen, houden voor
behoren tot, toebehoren aan, thuishoren, horen bij, zich thuisvoelen, thuishoren bij, bij iemand zijn, van iemand zijn, zich aanvaard voelen, erbij horen
goed doen, van voordeel zijn
geven, verlenen, besteden
verraden, bedriegen, onthullen, laten merken, verlinken, verspreken, in de steek laten