zijn schouders ophalen, de schouders ophalen
signeren, tekenen, onderschrijven, ondertekenen
lachen, glimlachen, monkelen
smoren, uitroken, roken, dampen, beroken
rangschikken, plaatsen, sorteren
overgaan, slaan, kleppen, klinken, laten klinken, geluid maken, toon voortbrengen
ontsteken, het hof maken, vonken
spiralen, een spiraal vormen
pletten, kneuzen, platmaken, platdrukken, fijndrukken
hurken, in elkaar duiken, kraken
drukken, knijpen, dringen, persen, pressen, knellen
aanzetten, beginnen, ingaan, aanvangen, aanbreken, aanbinden, een aanvang nemen, starten, ontstaan, afvaren, activeren, het initiatief nemen tot, de stoot geven tot, opspringen, aanzetten tot, aan de praat krijgen, op gang brengen, opschrikken, in bewegin
lopen, schrijden, stappen, treden
stuiten, afslaan, staken, verblijven, afbreken, stoppen, aanhouden, tegenhouden, logeren, opheffen, ophouden, wijken, aflaten, uitscheiden, beëindigen, stopzetten, blijven staan, stilstaan, stilhouden, halthouden, uitschakelen, uitzetten, opbreken, afzett
zich voorzien van, opbergen, wegleggen, opslaan, bewaren, bergen, wegzetten
een opleiding volgen, studeren, instuderen, bestuderen, studie maken van
lukken, doorkomen, klaarspelen, slagen, slagen voor, navolgen
dragen, ondergaan, lijden, velen, verdragen, doorstaan, uitstaan, uithouden, naar buiten brengen
voorstellen, aangeven, aanduiden, een wenk geven, opperen, aanwijzen, de indruk wekken, uitduiden, ingeven, suggereren, influisteren, er op wijzen
schikken, geschikt zijn, passen, voegen, uitkomen, betamen, gelegen komen, goed uitkomen, deugen
voorzien van, aanvoeren, bestellen, toevoeren, leveren, afleveren, stijven, spekken, bevoorraden, provianderen
onderhouden, schoren, dragen, steunen, ondersteunen, schragen, ruggesteunen, in leven houden, stutten
menen, stellen, aannemen, veronderstellen, vermoeden
verbazen, snappen, verrassen, betrappen
omringen, insluiten, omgeven
wantrouwen, vermoeden, verdenken
staken, uitstellen, hangen, schorsen, ophouden met
aandoen, inschakelen, schakelen, aansteken, aandraaien
praten, spreken, spreken over
africhten, dresseren, temmen
aftappen, afluisteren, tikken, aanboren
opbellen, bellen, telefoneren
verzoeken, bekoren, verleiden, verlokken, in verzoeking brengen
verschrikken, doen schrikken, schrik aanjagen
aanpassen, proberen, passen, toetsen, uitproberen, beproeven, controleren, testen, test uitvoeren
bedanken, danken, dankzeggen, dank betuigen, te danken hebben
ontdooien, dooien, wegsmelten
overdonderen, bulderen, daveren, donderen
aankruisen, tikken, aanvinken, afvinken
verbinden, aansluiten, vastmaken, tuigeren, aanbinden, binden, vastbinden, strikken, vastleggen, meren, onderbinden, aanknopen, knopen, afbinden, vastknopen, toebinden
vaststellen, timen, het moment kiezen
aankomen, raken, roeren, toucheren, aanraken, beroeren, aangedaan zijn
trekken, slepen, voorttrekken, boegseren
opsporen, afbakenen, nasporen, speuren, achterhalen
handelen, zaken doen, handel drijven, handeldrijven
africhten, dresseren, trainen, coachen, temmen, studeren, oefenen, inwerken
voeren, transporteren, vervoeren, overbrengen
verstrikken, klemzetten, opvangen, een val zetten, te pakken krijgen
karren, gaan, rijden, varen, reizen, bereizen, zich voortplanten
behandelen, cureren, onderhandelen, verhandelen, trakteren, vrijhouden, vergasten, onthalen, in behandeling nemen
trillen, beven, rillen, bibberen, huiveren
bedotten, beetnemen, beduvelen, om de tuin leiden
vallen, huppelen, struikelen
storen, belemmeren, hinderen, verstoren
vertrouwen op, toevertrouwen, vertrouwen, vertrouwen hebben in, afgaan op, vertrouwen stellen in, fiducie hebben in
aanpassen, streven, pogen, zich inspannen, proberen, passen, toetsen, uitproberen, beproeven, berechten
inkorten, plooien, wegstoppen
kieperen, tuimelen, buitelen
draaien, afslaan, afwijken, ten val brengen, wenden, kantelen, aandraaien, omdraaien, ronddraaien, keren, omkeren, omgooien, omvergooien, roteren, wentelen, zwieren, zwenken, zich wentelen, zich omkeren, zich keren, omslaan
draaien, vertrekken, twisten, verbuigen, slingeren, kronkelen, verdraaien, wringen, verwringen, twijnen, de twist dansen
tikken, typen, machineschrijven
ontkleden, zich ontkleden, uitkleden, zich uitkleden
verenigen, bijeenbrengen, samenbrengen, paren, aaneenvoegen
onthullen, aan het licht brengen, ontsluieren
gebruiken, benutten, aanwenden, gebruikmaken
bezoeken, opzoeken, bezoek brengen, bezichtigen
vrijwilligerswerk doen, zijn hulp aanbieden
plassen, waden, flodderen
huilen, jammeren, weeklagen, steen en been klagen
wachten, afwachten, afhalen, verwachten, verbeiden, te wachten staan, bedienen
begaan, lopen, opgaan, bestijgen, vrijuit gaan, wandelen, tippelen, uitlaten, marcheren
trekken, afwijken, dwalen, rondreizen, zwerven, rondtrekken, waren, ronddwalen, ronddolen, dolen
wassen, uitwassen, logen, de was doen, schoonspoelen
verzwakken, wegkwijnen, koud maken, verwoesten, opmaken, verkwisten, verspillen, verklungelen, verdoen, vermorsen, doen wegkwijnen
toezien, bekijken, schouwen, toekijken, kijken, kijken naar, blikken, toeschouwen, toeschouwer zijn
besprenkelen, gieten, besproeien, sproeien, sprenkelen, wateren, water geven, begieten, opgieten, bevloeien
swingen, zwaaien, slingeren, wuiven, gebaren, toewuiven, onduleren
wegen, afwegen, zwaar zijn, het gewicht bepalen
begroeten, verwelkomen, welkom heten, feestelijk inhalen
roeren, doorroeren, omroeren, zwepen, geselen, striemen, met de zweep geven
roeren, doorroeren, omroeren
fluisteren, smoezen, smoezelen
knipogen, wegpinken, knipperen
vegen, afdrogen, wissen, afvegen, afwissen
willen, verkiezen, begeren, wensen, verlangen, trek hebben in, toewensen
zich afvragen, zich verbazen, zich verwonderen, afvragen, nieuwsgierig zijn
vrijen, scharrelen, het hof maken
grieven, ergeren, verdriet doen, zorgen, zorg dragen, bezorgd zijn, zich bekommeren, bedroeven, verdrieten, tobben
aanbidden, verafgoden, verheerlijken, vereren, adoreren
gapen, wijd openstaan, geeuwen
brullen, bulderen, gillen, blèren, uitbrullen
snerpen, ritsen, losritsen, vastritsen, snel voortgaan