Learniv
Learniv
▷ Vervoeging regelmatige werkwoorden | Learniv.com
learniv.com  >  nl  >  Vervoeging regelmatige werkwoorden

Vervoeging regelmatige werkwoorden

shrugged
shrugged
zijn schouders ophalen, de schouders ophalen
signed
signed
signeren, tekenen, onderschrijven, ondertekenen
signaled; signalled
signaled; signalled
seinen, een sein geven
slowed
slowed
ophouden, vertragen
smiled
smiled
lachen, glimlachen, monkelen
smoked
smoked
smoren, uitroken, roken, dampen, beroken
sneezed
sneezed
niezen, proesten
snowed
snowed
sneeuwen
snuggled
snuggled
knuffelen, zich nestelen
soared
soared
omhoog rijzen
solved
solved
ontraadselen, oplossen
sorted
sorted
rangschikken, plaatsen, sorteren
sounded
sounded
overgaan, slaan, kleppen, klinken, laten klinken, geluid maken, toon voortbrengen
sparked
sparked
ontsteken, het hof maken, vonken
spiraled; spiralled
spiraled; spiralled
spiralen, een spiraal vormen
squashed
squashed
pletten, kneuzen, platmaken, platdrukken, fijndrukken
squatted
squatted
hurken, in elkaar duiken, kraken
squeezed
squeezed
drukken, knijpen, dringen, persen, pressen, knellen
started
started
aanzetten, beginnen, ingaan, aanvangen, aanbreken, aanbinden, een aanvang nemen, starten, ontstaan, afvaren, activeren, het initiatief nemen tot, de stoot geven tot, opspringen, aanzetten tot, aan de praat krijgen, op gang brengen, opschrikken, in bewegin
stepped
stepped
lopen, schrijden, stappen, treden
stopped
stopped
stuiten, afslaan, staken, verblijven, afbreken, stoppen, aanhouden, tegenhouden, logeren, opheffen, ophouden, wijken, aflaten, uitscheiden, beëindigen, stopzetten, blijven staan, stilstaan, stilhouden, halthouden, uitschakelen, uitzetten, opbreken, afzett
stored
stored
zich voorzien van, opbergen, wegleggen, opslaan, bewaren, bergen, wegzetten
strapped
strapped
band
strengthened
strengthened
verscherpen
studied
studied
een opleiding volgen, studeren, instuderen, bestuderen, studie maken van
succeeded
succeeded
lukken, doorkomen, klaarspelen, slagen, slagen voor, navolgen
suffered
suffered
dragen, ondergaan, lijden, velen, verdragen, doorstaan, uitstaan, uithouden, naar buiten brengen
suggested
suggested
voorstellen, aangeven, aanduiden, een wenk geven, opperen, aanwijzen, de indruk wekken, uitduiden, ingeven, suggereren, influisteren, er op wijzen
suited
suited
schikken, geschikt zijn, passen, voegen, uitkomen, betamen, gelegen komen, goed uitkomen, deugen
supplied
supplied
voorzien van, aanvoeren, bestellen, toevoeren, leveren, afleveren, stijven, spekken, bevoorraden, provianderen
supported
supported
onderhouden, schoren, dragen, steunen, ondersteunen, schragen, ruggesteunen, in leven houden, stutten
supposed
supposed
menen, stellen, aannemen, veronderstellen, vermoeden
surprised
surprised
verbazen, snappen, verrassen, betrappen
surrounded
surrounded
omringen, insluiten, omgeven
suspected
suspected
wantrouwen, vermoeden, verdenken
suspended
suspended
staken, uitstellen, hangen, schorsen, ophouden met
switched
switched
aandoen, inschakelen, schakelen, aansteken, aandraaien
talked
talked
praten, spreken, spreken over
tamed
tamed
africhten, dresseren, temmen
tapped
tapped
aftappen, afluisteren, tikken, aanboren
tasted
tasted
proeven, smaken
teased
teased
plagen, kullen
telephoned
telephoned
opbellen, bellen, telefoneren
tempted
tempted
verzoeken, bekoren, verleiden, verlokken, in verzoeking brengen
terrified
terrified
verschrikken, doen schrikken, schrik aanjagen
tested
tested
aanpassen, proberen, passen, toetsen, uitproberen, beproeven, controleren, testen, test uitvoeren
thanked
thanked
bedanken, danken, dankzeggen, dank betuigen, te danken hebben
thawed
thawed
ontdooien, dooien, wegsmelten
thundered
thundered
overdonderen, bulderen, daveren, donderen
ticked
ticked
aankruisen, tikken, aanvinken, afvinken
tickled
tickled
kriebelen, kietelen
tied
tied
verbinden, aansluiten, vastmaken, tuigeren, aanbinden, binden, vastbinden, strikken, vastleggen, meren, onderbinden, aanknopen, knopen, afbinden, vastknopen, toebinden
timed
timed
vaststellen, timen, het moment kiezen
tipped
tipped
tip
tired
tired
vermoeien, vervelen
touched
touched
aankomen, raken, roeren, toucheren, aanraken, beroeren, aangedaan zijn
toured
toured
tour
towed
towed
trekken, slepen, voorttrekken, boegseren
traced
traced
opsporen, afbakenen, nasporen, speuren, achterhalen
traded
traded
handelen, zaken doen, handel drijven, handeldrijven
trained
trained
africhten, dresseren, trainen, coachen, temmen, studeren, oefenen, inwerken
transported
transported
voeren, transporteren, vervoeren, overbrengen
trapped
trapped
verstrikken, klemzetten, opvangen, een val zetten, te pakken krijgen
traveled; travelled
traveled; travelled
karren, gaan, rijden, varen, reizen, bereizen, zich voortplanten
treated
treated
behandelen, cureren, onderhandelen, verhandelen, trakteren, vrijhouden, vergasten, onthalen, in behandeling nemen
trembled
trembled
trillen, beven, rillen, bibberen, huiveren
tricked
tricked
bedotten, beetnemen, beduvelen, om de tuin leiden
tripped
tripped
vallen, huppelen, struikelen
trotted
trotted
dribbelen, draven
troubled
troubled
storen, belemmeren, hinderen, verstoren
trusted
trusted
vertrouwen op, toevertrouwen, vertrouwen, vertrouwen hebben in, afgaan op, vertrouwen stellen in, fiducie hebben in
tried
tried
aanpassen, streven, pogen, zich inspannen, proberen, passen, toetsen, uitproberen, beproeven, berechten
tucked
tucked
inkorten, plooien, wegstoppen
tugged
tugged
trekken, rukken
tumbled
tumbled
kieperen, tuimelen, buitelen
turned
turned
draaien, afslaan, afwijken, ten val brengen, wenden, kantelen, aandraaien, omdraaien, ronddraaien, keren, omkeren, omgooien, omvergooien, roteren, wentelen, zwieren, zwenken, zich wentelen, zich omkeren, zich keren, omslaan
twisted
twisted
draaien, vertrekken, twisten, verbuigen, slingeren, kronkelen, verdraaien, wringen, verwringen, twijnen, de twist dansen
typed
typed
tikken, typen, machineschrijven
undressed
undressed
ontkleden, zich ontkleden, uitkleden, zich uitkleden
unfastened
unfastened
los te maken
united
united
verenigen, bijeenbrengen, samenbrengen, paren, aaneenvoegen
unlocked
unlocked
ontsluiten
unpacked
unpacked
uitpakken
unveiled
unveiled
onthullen, aan het licht brengen, ontsluieren
used
used
gebruiken, benutten, aanwenden, gebruikmaken
visited
visited
bezoeken, opzoeken, bezoek brengen, bezichtigen
visualized
visualized
visualiseren
volunteered
volunteered
vrijwilligerswerk doen, zijn hulp aanbieden
waded
waded
plassen, waden, flodderen
wailed
wailed
huilen, jammeren, weeklagen, steen en been klagen
waited
waited
wachten, afwachten, afhalen, verwachten, verbeiden, te wachten staan, bedienen
walked
walked
begaan, lopen, opgaan, bestijgen, vrijuit gaan, wandelen, tippelen, uitlaten, marcheren
wandered
wandered
trekken, afwijken, dwalen, rondreizen, zwerven, rondtrekken, waren, ronddwalen, ronddolen, dolen
wanted
wanted
willen
warmed
warmed
opwarmen
warned
warned
waarschuwen
washed
washed
wassen, uitwassen, logen, de was doen, schoonspoelen
wasted
wasted
verzwakken, wegkwijnen, koud maken, verwoesten, opmaken, verkwisten, verspillen, verklungelen, verdoen, vermorsen, doen wegkwijnen
watched
watched
toezien, bekijken, schouwen, toekijken, kijken, kijken naar, blikken, toeschouwen, toeschouwer zijn
watered
watered
besprenkelen, gieten, besproeien, sproeien, sprenkelen, wateren, water geven, begieten, opgieten, bevloeien
waved
waved
swingen, zwaaien, slingeren, wuiven, gebaren, toewuiven, onduleren
weighed
weighed
wegen, afwegen, zwaar zijn, het gewicht bepalen
welcomed
welcomed
begroeten, verwelkomen, welkom heten, feestelijk inhalen
whined
whined
zeuren
whipped
whipped
roeren, doorroeren, omroeren, zwepen, geselen, striemen, met de zweep geven
whirled
whirled
roeren, doorroeren, omroeren
whispered
whispered
fluisteren, smoezen, smoezelen
whistled
whistled
piepen, fluiten, gieren
winked
winked
knipogen, wegpinken, knipperen
wiped
wiped
vegen, afdrogen, wissen, afvegen, afwissen
wished
wished
willen, verkiezen, begeren, wensen, verlangen, trek hebben in, toewensen
wobbled
wobbled
zwalken, beven, weifelen
wondered
wondered
zich afvragen, zich verbazen, zich verwonderen, afvragen, nieuwsgierig zijn
wooed
wooed
vrijen, scharrelen, het hof maken
worried
worried
grieven, ergeren, verdriet doen, zorgen, zorg dragen, bezorgd zijn, zich bekommeren, bedroeven, verdrieten, tobben
worshipped
worshipped
aanbidden, verafgoden, verheerlijken, vereren, adoreren
wrapt; wrapped
wrapt; wrapped
wikkelen, omwikkelen
wrecked
wrecked
afwijzen, verijdelen
wrestled
wrestled
kampen, worstelen
wriggled
wriggled
wriemelen, kronkelen
yawned
yawned
gapen, wijd openstaan, geeuwen
yelled
yelled
brullen, bulderen, gillen, blèren, uitbrullen
zipped
zipped
snerpen, ritsen, losritsen, vastritsen, snel voortgaan

regelmatige werkwoorden


Begin met de studie van onregelmatige werkwoorden:
Willekeurige selectie

regelmatige werkwoorden & Engels onregelmatige werkwoorden