Learniv
Learniv
▷ Vervoeging regelmatige werkwoorden | Learniv.com
learniv.com  >  nl  >  Vervoeging regelmatige werkwoorden

Vervoeging regelmatige werkwoorden

confirmed
confirmed
vormen, erkennen, bevestigen, bekrachtigen, staven, aannemen
confiscated
confiscated
confisqueren, verbeurd verklaren, konfiskeren, in beslag nemen
congratulated
congratulated
feliciteren, gelukwensen
congregated
congregated
samenkomen, vergaderen, bijeenkomen
connected
connected
verbinden, aansluiten, vastmaken, samenbinden, op elkaar aansluiten, binden, vastbinden, bijeenbinden, aan elkaar vastmaken, doorverbinden
conquered
conquered
overwinnen, veroveren
consecrated
consecrated
wijden, heiligen
consented
consented
toegeven, goedvinden, het eens zijn, instemmen, toestemmen
conserved
conserved
onderhouden, bewaren, behouden, bergen, overhouden, conserveren, verduurzamen
considered
considered
rekening houden met, houden voor, rekening houden, zien, beschouwen, overwegen, nagaan, zien als, aanmerken als, verslijten voor, rekening mee houden, in acht nemen, aanmerken
consisted
consisted
bestaan uit
consoled
consoled
troosten, vertroosten
consolidated
consolidated
samenvoegen, steviger worden, zekerder worden
conspired
conspired
samenspannen, samenzweren
constrained
constrained
beperken, beheersen, opleggen
constricted
constricted
beperken, samentrekken, vernauwen
constructed
constructed
construeren, bouwen, aanleggen
construed
construed
ontleden, interpreteren, ontleed worden
consulted
consulted
raadplegen, consulteren, naslaan
consumed
consumed
slopen, consumeren, verbruiken, verteren, bezighouden, verorberen
contacted
contacted
contact hebben met, contact opnemen, contacteren, contact hebben, contact opnemen met, contact maken met
contained
contained
bevatten, inhouden, behelzen
contaminated
contaminated
besmetten
contemplated
contemplated
beschouwen
contended
contended
wedijveren, betogen
contented
contented
tevredenstellen, vergenoegen
contested
contested
twisten, strijden om
continued
continued
aanhouden, doorlopen, voortzetten, voortduren, vervolgen, duren, doorgaan, continueren, voortgaan, verdergaan, bestendigen, standhouden, beklijven, verder gaan met, draad oppakken, doorwerken, blijven doorgaan
contorted
contorted
vertrekken, wringen, verdraaien, verbuigen, verwringen, twijnen
contracted
contracted
oplopen, samentrekken, contracteren
contradicted
contradicted
in tegenspraak zijn met, tegenspreken, weerleggen, tegenwerpen, weerspreken
contrasted
contrasted
contrasteren
contravened
contravened
strijdig zijn met
contributed
contributed
inbrengen, bijdragen, bijdrage leveren, aandeel leveren
controlled
controlled
besturen, bedienen, beheersen, regeren, heersen, aansturen, sturen, de scepter zwaaien
convened
convened
samenkomen
converged
converged
samenkomen, convergeren, samenlopen
conversed
conversed
converseren, een gesprek voeren, zich onderhouden
converted
converted
bekeren, omrekenen
conveyed
conveyed
aanvoeren, overgeven, toevoeren, overdragen, overbrengen, aangeven, aanreiken, afdragen, toereiken, transporteren
convicted
convicted
schuldig bevinden
convinced
convinced
overtuigen
cooked
cooked
koken, bakken
cooled
cooled
bekoelen, afkoelen
cooperated
cooperated
samenwerken, meewerken
coped
coped
het aankunnen
copied
copied
ontvangen, kopiëren, afdrukken, nadoen, namaken, nabootsen, natekenen, naäpen, overschrijven
cornered
cornered
opkopen
corrected
corrected
verbeteren, afstraffen, corrigeren, bijsturen
correlated
correlated
samenhangen, in verband staan
corresponded
corresponded
aansluiten, corresponderen
corrupted
corrupted
verpesten, corrumperen
coughed
coughed
hoesten, kuchen
counted
counted
meetellen, in aanmerking komen, berekenen, rekenen, uitrekenen, tellen, calculeren, aftellen, neertellen
countered
countered
terugslaan, pareren
courted
courted
vrijen, scharrelen, het hof maken
covered
covered
dekken, afleggen, behandelen, beleggen, bedekken, bekleden, aflopen, bestrijken, doorgaan, gaan door, coveren, overtrekken, toedekken, afplakken
coveted
coveted
dorsten naar, begeren, azen op
cracked
cracked
knappen, kraken, knallen
crammed
crammed
proppen, blokken, klaarstomen
craned
craned
uitstrekken, takelen, met een kraan ophijsen
crashed
crashed
botsen, crashen, neervallen, binnenvallen, ineenstorten, kapotslaan
craved
craved
nodig hebben, graag willen, smachten
crawled
crawled
kruipen
creased
creased
frommelen, kreukelen, verfrommelen, verkreukelen, verfomfaaien
created
created
creëren, maken, scheppen, schrijven, componeren
cremated
cremated
cremeren, verassen
crippled
crippled
verlammen, verkreupelen
criticized
criticized
afkeuren, bekritiseren, beoordelen, keuren, kritiseren, hekelen
croaked
croaked
krassen, kwaken
crossed
crossed
overgaan, kruisen, overlopen, oversteken, doorkruisen, over elkaar slaan, dwarszitten
crouched
crouched
hurken, in elkaar duiken
crowded
crowded
druk maken, bevolken, drommen, druk zetten
crowned
crowned
bekronen, kronen, koning kronen
cruised
cruised
kruisen
crumbled
crumbled
in elkaar klappen, frommelen, kreukelen, verfrommelen, verkreukelen, verfomfaaien, afbrokkelen, brokkelen, gruizelen
crumpled
crumpled
kreukelen, verfrommelen, schrompelen
crunched
crunched
knauwen, kraken, vermalen, knarsen
crushed
crushed
intrappen, platwalsen, stampen, verbrijzelen, vermorzelen, verpletteren, fijnstampen
cried
cried
huilen, krijten, wenen, schreien, bleiten
crystallized
crystallized
kristalliseren
cuddled
cuddled
knuffelen, kroelen
culled
culled
verzamelen, selecteren
cultivated
cultivated
beschaven, bewerken, verbouwen, telen, kweken, cultiveren, bebouwen, aankweken
curbed
curbed
bedwingen, intomen
cured
cured
behandelen, cureren, genezen, helen, beter maken
curled
curled
kappen, roeren, krullen, doorroeren, omroeren, friseren
cursed
cursed
vloeken, ketteren, godlasteren, vervloeken, verwensen, vermaledijen
curtailed
curtailed
verkorten, korten, inkrimpen
curved
curved
krommen, buigen, afbuigen, plooien
cycled
cycled
fietsen, rijden, wielrijden
dabbled
dabbled
aanpappen, dompelen, spetteren
damaged
damaged
bederven, havenen, schenden, beschadigen, schaden, schade aanrichten, verwoesten, stukmaken, toetakelen, zwaar beschadigen
dampened
dampened
bevochtigen, vochtig maken
danced
danced
dansen
dangled
dangled
hangen, bungelen, zwiepen
darkened
darkened
donker worden, versomberen
dashed
dashed
verwoesten, sprinten, snel afmaken, snel afhaspelen
dated
dated
dateren, daten, dagtekenen
dawned
dawned
dagen
debated
debated
debatteren, bespreken, uitpraten
decayed
decayed
verrotten
deceived
deceived
bedriegen, misleiden, besodemieteren
decentralized
decentralized
decentraliseren
decided
decided
besluiten, uitmaken, beslissen, zich voornemen
deciphered
deciphered
ontcijferen, ontraadselen
declared
declared
verklaren, betuigen, declareren, aangeven, aangifte doen
declined
declined
afwijzen, afnemen, verminderen, mislukken, verslechteren, vervallen, dalen, achteruitgaan, kleiner worden, tegenlopen
decomposed
decomposed
ontbinden, ontleden, vergaan, verrotten
decorated
decorated
versieren, decoreren, sieren, tooien, uitdossen, opsieren
decreased
decreased
afslaan, verlagen, afnemen, verminderen, inkorten, slinken, tanen, verflauwen, dalen, kleiner worden, verkleinen, minderen, minder worden, afdraaien
dedicated
dedicated
spenderen, opdragen, toewijden, spanderen, wijden aan
deduced
deduced
afleiden, abstraheren, deduceren
deducted
deducted
afhalen, wegnemen, ritsen, rissen
deemed
deemed
geloven, houden voor, menen, zien, beschouwen, zien als, verslijten voor, vinden, achten, van mening zijn
defaulted
defaulted
falen, nalaten, verzuimen, niet verschijnen, in gebreke blijven
defeated
defeated
overwinnen, verslaan, bevangen, zegevieren
defected
defected
kapotmaken, overlopen, deserteren
defended
defended
verdedigen, opkomen voor, verweren
deferred
deferred
uitstellen
defined
defined
bepalen, definiëren, omschrijven
deflated
deflated
leeglopen, doorprikken, laten inkrimpen
deformed
deformed
ontvormen
defrayed
defrayed
bekostigen, financieren
defied
defied
tergen, trotseren, tarten, uittarten, uitdagen, uitlokken, provoceren
degenerated
degenerated
ontaarden, verbasteren, verworden, zinken, degenereren
degraded
degraded
degraderen, verlagen
delayed
delayed
aanhouden, uitstellen, verdagen, verschuiven
delegated
delegated
delegeren, afvaardigen
deleted
deleted
verwijderen, vegen, afdrogen, wissen, afvegen, wegvegen, wegvagen, uitwissen, afwissen, wegwissen, uitvegen, weglaten
delighted
delighted
verrukken, in verrukking brengen
delineated
delineated
omtrekken, uittekenen, aftekenen, omlijnen, aflijnen
delivered
delivered
bestellen, toevoeren, leveren, afleveren, aanleveren
deluded
deluded
betoveren, begoochelen, beheksen, illusies wekken bij
delved
delved
graven, spitten
demanded
demanded
vorderen, voorschrijven, rekenen, eisen, vereisen, vergen, opeisen, eisen stellen
demolished
demolished
afbreken, slopen, neerhalen, afgeven op, afkammen
demonstrated
demonstrated
bewijzen, vertonen, tentoonstellen, betogen, aantonen, demonstreren, manifesteren, belichten, laten blijken, uitstallen
denounced
denounced
aanbrengen, afkeuren, bekendmaken, aanklagen, beschuldigen, klikken, aangeven, opzeggen, verklikken
denied
denied
tegenspreken, weerspreken, ontkennen, ontzeggen, loochenen
departed
departed
vertrekken, afgaan, weggaan, zich verwijderen, afreizen, afvaren, op reis gaan
depended
depended
afhangen, afhankelijk zijn, deel uitmaken
depicted
depicted
voorstellen, afbeelden, verbeelden, uitbeelden, verzinnelijken
deployed
deployed
opstellen, inzetten, in gebruik nemen
deported
deported
deporteren
deposed
deposed
afzetten, eed afleggen, onttronen, van de troon stoten, uit het ambt ontzetten
deposited
deposited
in bewaring geven, inleggen, afgeven, afzetten, storten, deponeren, neerzetten, doen bezinken, afstorten
depressed
depressed
deprimeren, neerdrukken, terneerdrukken, neerslachtig maken
derided
derided
bespotten, voor de zot houden, de spot drijven met, zich vrolijk maken over
descended
descended
zakken, afkomen, dalen, zinken, afdalen, wegzakken, verzakken, zich neerdalen, naar beneden gaan
described
described
beschrijven
deserted
deserted
verlaten, laten varen, in de steek laten, afvallen, ontrouw worden, achterlaten, deserteren, aan m'n lot overlaten
deserved
deserved
waard zijn, waardig zijn, verdienen, toekomen
designed
designed
trekken, tekenen, aftekenen, uittekenen, modelleren, dessineren, patroneren
designated
designated
benoemen, aanduiden, bestempelen
desired
desired
verkiezen, begeren, wensen, verlangen, trek hebben in
despised
despised
verachten, minachten
destroyed
destroyed
vernietigen, vernielen, ruïneren, verwoesten, verderven, te gronde richten, ten val brengen
detached
detached
detacheren
detained
detained
reserveren, ophouden, weerhouden, terughouden, detineren
detected
detected
opsporen, achterhalen
deterred
deterred
afschrikken, verjagen
deteriorated
deteriorated
verslechteren, slechter maken, erop achteruitgaan
determined
determined
bevestigen, bepalen, vaststellen, fixeren, vastmaken, tuigeren, omschrijven, definiëren, determineren, nauwkeurig bepalen, nader bepalen
detested
detested
verafschuwen
devastated
devastated
verwoesten, overstuur maken
developed
developed
maken, ontwikkelen, doen ontstaan, onstaan, evolueren, zich ontwikkelen, openbaren, formeren
deviated
deviated
afwijken, afdwalen, aberreren
devised
devised
bedenken
devoted
devoted
opdragen, spenderen, toewijden, spanderen
devoured
devoured
verslinden, opvreten
diagnosed
diagnosed
diagnosticeren, de diagnose stellen, diagnose stellen
dialed; dialled
dialed; dialled
draaien
diced
diced
in blokjes snijden
dictated
dictated
dicteren
died
died
versmachten, overlijden, sterven, doodgaan, verscheiden, het opgeven, het laten afweten
differed
differed
schelen, verschillen, uiteenlopen
differentiated
differentiated
onderscheid maken, uit elkaar houden, verbijzonderen, nuanceren
diffused
diffused
verspreiden
digested
digested
verteren, verwerken, verduwen, digereren
dilated
dilated
zwellen, wijder worden
diluted
diluted
verdunnen, verspreiden, aanlengen, verwateren
diminished
diminished
afnemen, verminderen, slinken, tanen, verflauwen, kleiner worden, minderen, minder worden
dined
dined
tafelen
dipped
dipped
soppen, indopen, indompelen
directed
directed
besturen, richten, leiden, geleiden, rondleiden, de weg wijzen, mennen, dirigeren
disabled
disabled
onmogelijk maken, ongeschikt maken, invalide maken, onbeschikbaar maken, onklaar maken
disagreed
disagreed
oneens zijn
disallowed
disallowed
niet toestaan, niet erkennen
disappeared
disappeared
wegvallen, wijken, verdwijnen, verzwinden, m smeren, zwinden
disappointed
disappointed
teleurstellen, tegenvallen, ontgoochelen
disapproved
disapproved
verwerpen, afkeuren, wraken
disarmed
disarmed
ontwapenen
disbanded
disbanded
ontbinden, uiteengaan, zich ontbinden
discarded
discarded
afdanken
discerned
discerned
onderscheiden
discharged
discharged
ontzetten, afvuren, ontslaan, afschieten, ontladen, kwijting verlenen, afdanken, royeren, losbranden, afmonsteren, lossen
disciplined
disciplined
disciplineren
disclosed
disclosed
aan het licht brengen, vrijgeven, veropenbaren
disconcerted
disconcerted
verhinderen, van zijn stuk brengen
disconnected
disconnected
ontkoppelen

regelmatige werkwoorden


Begin met de studie van onregelmatige werkwoorden:
Willekeurige selectie

regelmatige werkwoorden & Engels onregelmatige werkwoorden