vormen, erkennen, bevestigen, bekrachtigen, staven, aannemen
confisqueren, verbeurd verklaren, konfiskeren, in beslag nemen
samenkomen, vergaderen, bijeenkomen
verbinden, aansluiten, vastmaken, samenbinden, op elkaar aansluiten, binden, vastbinden, bijeenbinden, aan elkaar vastmaken, doorverbinden
toegeven, goedvinden, het eens zijn, instemmen, toestemmen
onderhouden, bewaren, behouden, bergen, overhouden, conserveren, verduurzamen
rekening houden met, houden voor, rekening houden, zien, beschouwen, overwegen, nagaan, zien als, aanmerken als, verslijten voor, rekening mee houden, in acht nemen, aanmerken
samenvoegen, steviger worden, zekerder worden
samenspannen, samenzweren
beperken, beheersen, opleggen
beperken, samentrekken, vernauwen
construeren, bouwen, aanleggen
ontleden, interpreteren, ontleed worden
raadplegen, consulteren, naslaan
slopen, consumeren, verbruiken, verteren, bezighouden, verorberen
contact hebben met, contact opnemen, contacteren, contact hebben, contact opnemen met, contact maken met
bevatten, inhouden, behelzen
tevredenstellen, vergenoegen
aanhouden, doorlopen, voortzetten, voortduren, vervolgen, duren, doorgaan, continueren, voortgaan, verdergaan, bestendigen, standhouden, beklijven, verder gaan met, draad oppakken, doorwerken, blijven doorgaan
vertrekken, wringen, verdraaien, verbuigen, verwringen, twijnen
oplopen, samentrekken, contracteren
in tegenspraak zijn met, tegenspreken, weerleggen, tegenwerpen, weerspreken
inbrengen, bijdragen, bijdrage leveren, aandeel leveren
besturen, bedienen, beheersen, regeren, heersen, aansturen, sturen, de scepter zwaaien
samenkomen, convergeren, samenlopen
converseren, een gesprek voeren, zich onderhouden
aanvoeren, overgeven, toevoeren, overdragen, overbrengen, aangeven, aanreiken, afdragen, toereiken, transporteren
ontvangen, kopiëren, afdrukken, nadoen, namaken, nabootsen, natekenen, naäpen, overschrijven
verbeteren, afstraffen, corrigeren, bijsturen
samenhangen, in verband staan
aansluiten, corresponderen
meetellen, in aanmerking komen, berekenen, rekenen, uitrekenen, tellen, calculeren, aftellen, neertellen
vrijen, scharrelen, het hof maken
dekken, afleggen, behandelen, beleggen, bedekken, bekleden, aflopen, bestrijken, doorgaan, gaan door, coveren, overtrekken, toedekken, afplakken
dorsten naar, begeren, azen op
proppen, blokken, klaarstomen
uitstrekken, takelen, met een kraan ophijsen
botsen, crashen, neervallen, binnenvallen, ineenstorten, kapotslaan
nodig hebben, graag willen, smachten
frommelen, kreukelen, verfrommelen, verkreukelen, verfomfaaien
creëren, maken, scheppen, schrijven, componeren
afkeuren, bekritiseren, beoordelen, keuren, kritiseren, hekelen
overgaan, kruisen, overlopen, oversteken, doorkruisen, over elkaar slaan, dwarszitten
druk maken, bevolken, drommen, druk zetten
bekronen, kronen, koning kronen
in elkaar klappen, frommelen, kreukelen, verfrommelen, verkreukelen, verfomfaaien, afbrokkelen, brokkelen, gruizelen
kreukelen, verfrommelen, schrompelen
knauwen, kraken, vermalen, knarsen
intrappen, platwalsen, stampen, verbrijzelen, vermorzelen, verpletteren, fijnstampen
huilen, krijten, wenen, schreien, bleiten
beschaven, bewerken, verbouwen, telen, kweken, cultiveren, bebouwen, aankweken
behandelen, cureren, genezen, helen, beter maken
kappen, roeren, krullen, doorroeren, omroeren, friseren
vloeken, ketteren, godlasteren, vervloeken, verwensen, vermaledijen
verkorten, korten, inkrimpen
krommen, buigen, afbuigen, plooien
fietsen, rijden, wielrijden
aanpappen, dompelen, spetteren
bederven, havenen, schenden, beschadigen, schaden, schade aanrichten, verwoesten, stukmaken, toetakelen, zwaar beschadigen
bevochtigen, vochtig maken
hangen, bungelen, zwiepen
donker worden, versomberen
verwoesten, sprinten, snel afmaken, snel afhaspelen
dateren, daten, dagtekenen
debatteren, bespreken, uitpraten
bedriegen, misleiden, besodemieteren
besluiten, uitmaken, beslissen, zich voornemen
ontcijferen, ontraadselen
verklaren, betuigen, declareren, aangeven, aangifte doen
afwijzen, afnemen, verminderen, mislukken, verslechteren, vervallen, dalen, achteruitgaan, kleiner worden, tegenlopen
ontbinden, ontleden, vergaan, verrotten
versieren, decoreren, sieren, tooien, uitdossen, opsieren
afslaan, verlagen, afnemen, verminderen, inkorten, slinken, tanen, verflauwen, dalen, kleiner worden, verkleinen, minderen, minder worden, afdraaien
spenderen, opdragen, toewijden, spanderen, wijden aan
afleiden, abstraheren, deduceren
afhalen, wegnemen, ritsen, rissen
geloven, houden voor, menen, zien, beschouwen, zien als, verslijten voor, vinden, achten, van mening zijn
falen, nalaten, verzuimen, niet verschijnen, in gebreke blijven
overwinnen, verslaan, bevangen, zegevieren
kapotmaken, overlopen, deserteren
verdedigen, opkomen voor, verweren
bepalen, definiëren, omschrijven
leeglopen, doorprikken, laten inkrimpen
tergen, trotseren, tarten, uittarten, uitdagen, uitlokken, provoceren
ontaarden, verbasteren, verworden, zinken, degenereren
aanhouden, uitstellen, verdagen, verschuiven
verwijderen, vegen, afdrogen, wissen, afvegen, wegvegen, wegvagen, uitwissen, afwissen, wegwissen, uitvegen, weglaten
verrukken, in verrukking brengen
omtrekken, uittekenen, aftekenen, omlijnen, aflijnen
bestellen, toevoeren, leveren, afleveren, aanleveren
betoveren, begoochelen, beheksen, illusies wekken bij
vorderen, voorschrijven, rekenen, eisen, vereisen, vergen, opeisen, eisen stellen
afbreken, slopen, neerhalen, afgeven op, afkammen
bewijzen, vertonen, tentoonstellen, betogen, aantonen, demonstreren, manifesteren, belichten, laten blijken, uitstallen
aanbrengen, afkeuren, bekendmaken, aanklagen, beschuldigen, klikken, aangeven, opzeggen, verklikken
tegenspreken, weerspreken, ontkennen, ontzeggen, loochenen
vertrekken, afgaan, weggaan, zich verwijderen, afreizen, afvaren, op reis gaan
afhangen, afhankelijk zijn, deel uitmaken
voorstellen, afbeelden, verbeelden, uitbeelden, verzinnelijken
opstellen, inzetten, in gebruik nemen
afzetten, eed afleggen, onttronen, van de troon stoten, uit het ambt ontzetten
in bewaring geven, inleggen, afgeven, afzetten, storten, deponeren, neerzetten, doen bezinken, afstorten
deprimeren, neerdrukken, terneerdrukken, neerslachtig maken
bespotten, voor de zot houden, de spot drijven met, zich vrolijk maken over
zakken, afkomen, dalen, zinken, afdalen, wegzakken, verzakken, zich neerdalen, naar beneden gaan
verlaten, laten varen, in de steek laten, afvallen, ontrouw worden, achterlaten, deserteren, aan m'n lot overlaten
waard zijn, waardig zijn, verdienen, toekomen
trekken, tekenen, aftekenen, uittekenen, modelleren, dessineren, patroneren
benoemen, aanduiden, bestempelen
verkiezen, begeren, wensen, verlangen, trek hebben in
vernietigen, vernielen, ruïneren, verwoesten, verderven, te gronde richten, ten val brengen
reserveren, ophouden, weerhouden, terughouden, detineren
verslechteren, slechter maken, erop achteruitgaan
bevestigen, bepalen, vaststellen, fixeren, vastmaken, tuigeren, omschrijven, definiëren, determineren, nauwkeurig bepalen, nader bepalen
verwoesten, overstuur maken
maken, ontwikkelen, doen ontstaan, onstaan, evolueren, zich ontwikkelen, openbaren, formeren
afwijken, afdwalen, aberreren
opdragen, spenderen, toewijden, spanderen
diagnosticeren, de diagnose stellen, diagnose stellen
versmachten, overlijden, sterven, doodgaan, verscheiden, het opgeven, het laten afweten
schelen, verschillen, uiteenlopen
onderscheid maken, uit elkaar houden, verbijzonderen, nuanceren
verteren, verwerken, verduwen, digereren
verdunnen, verspreiden, aanlengen, verwateren
afnemen, verminderen, slinken, tanen, verflauwen, kleiner worden, minderen, minder worden
soppen, indopen, indompelen
besturen, richten, leiden, geleiden, rondleiden, de weg wijzen, mennen, dirigeren
onmogelijk maken, ongeschikt maken, invalide maken, onbeschikbaar maken, onklaar maken
niet toestaan, niet erkennen
wegvallen, wijken, verdwijnen, verzwinden, m smeren, zwinden
teleurstellen, tegenvallen, ontgoochelen
verwerpen, afkeuren, wraken
ontbinden, uiteengaan, zich ontbinden
ontzetten, afvuren, ontslaan, afschieten, ontladen, kwijting verlenen, afdanken, royeren, losbranden, afmonsteren, lossen
aan het licht brengen, vrijgeven, veropenbaren
verhinderen, van zijn stuk brengen