Learniv
Learniv
▷ Vervoeging regelmatige werkwoorden | Learniv.com
learniv.com  >  nl  >  Vervoeging regelmatige werkwoorden

Vervoeging regelmatige werkwoorden

disconnected
disconnected
ontkoppelen
discontinued
discontinued
afbreken, ophouden
discounted
discounted
afslaan, korten, aftrekken, korting geven
discouraged
discouraged
afschrikken, verjagen, ontmoedigen, ontraden, afraden om
discovered
discovered
ontdekken
discredited
discredited
wantrouwen, in diskrediet brengen
discriminated
discriminated
discrimineren
discussed
discussed
toelichten, beredeneren, bespreken, behandelen, discussiëren, bediscussiëren, discuteren, bepraten, van gedachten wisselen
disembarked
disembarked
van boord gaan
disgraced
disgraced
bezoedelen, te schande maken
disguised
disguised
verhullen, zich vermommen
disintegrated
disintegrated
scheiden, verwateren
disliked
disliked
minachten, versmaden, een hekel hebben aan
dislocated
dislocated
ontwrichten, verrekken, verstuiken, luxeren
dismissed
dismissed
ontzetten, ontslaan, afzetten, laten uitstappen, uitsturen, versturen, verzenden, afdanken, royeren, afmonsteren, wegsturen, seponeren, afzenden, wegzenden, wegwuiven
disowned
disowned
ontkennen, verstoten
dispelled
dispelled
verdrijven
dispensed
dispensed
ontheffen, toedienen, uitdelen, vrijgeven, vrijstelling verlenen, verschaffen
dispersed
dispersed
verdunnen, verspreiden, verstrooien, uiteendrijven, uiteenjagen, uiteenslaan
displaced
displaced
verplaatsen, schuiven
displayed
displayed
tentoonstellen, weergeven, prijken, pronken, paraderen, baltsen, pralen, etaleren, afficheren
displeased
displeased
ergeren, niet bevallen
disposed
disposed
rangschikken, wegleggen, beschikken
disproved
disproved
ontkrachten
disputed
disputed
strijden, twisten, redetwisten, disputeren, krakelen
disregarded
disregarded
negeren, minachten
disrupted
disrupted
verstoren, verscheuren
dissatisfied
dissatisfied
ontevreden stellen
dissected
dissected
ontleden, doorsnijden, opdelen, sectie verrichten, uitprepareren
disseminated
disseminated
uitstrooien, uitzaaien
dissolved
dissolved
oplossen, opgelost worden
dissuaded
dissuaded
afraden
distinguished
distinguished
onderscheiden, onderkennen, onderscheid maken tussen
distorted
distorted
verdraaien, vervormen
distressed
distressed
grieven, droevig stemmen, smarten, bedroeven, verdrieten
distributed
distributed
verdelen, uitreiken, uitdelen, rondgeven, ronddelen, distribueren, rondbrengen
distrusted
distrusted
wantrouwen
disturbed
disturbed
storen, belemmeren, hinderen, verstoren
diverged
diverged
afwijken
diverted
diverted
afleiden, verstrooien, laten afvloeien, wegvoeren, wegleiden
divided
divided
afbreken, afzonderen, verdelen, schiften, opsplitsen, onderverdelen, scheiden, delen, splitsen, opdelen, afscheiden
divorced
divorced
scheiden
dodged
dodged
springen, duiken, ontwijken, snel bewegen, eromheen draaien
dominated
dominated
meester zijn, de baas zijn
donned
donned
aandoen, opzetten
donated
donated
schenken, cadeau geven
doubled
doubled
verdubbelen, nasynchroniseren
doubted
doubted
twijfelen, dubben, in dubio staan
doused
doused
sluiten, uitdoen, strijken
dozed
dozed
dutten, sluimeren, druilen
drafted
drafted
schetsen, ontwerpen, voorlopige versie maken, inlijven
drained
drained
aftappen, draineren, afdruipen, droogleggen, leegzuigen, afwateren, neerdruipen
drawled
drawled
lijzig praten
dreaded
dreaded
bang zijn voor, opzien tegen
dredged
dredged
baggeren
drenched
drenched
verzuipen, doorweken
dribbled
dribbled
druppelen, kwijlen, zeveren, dribbelen
drifted
drifted
drijven, afdrijven, op drift zijn, afglijden
drilled
drilled
boren
dripped
dripped
druppelen, druipen, droppelen
drooped
drooped
hangen
dropped
dropped
afnemen, verminderen, slinken, tanen, verflauwen, afvallen, wippen, verwijderen, vallen, kappen, neervallen, dalen, weglaten, storten, verschieten, seponeren, laten vallen, vellen, uitstoten, achterwege laten, neervellen, gaan liggen, afstappen
drowned
drowned
verloren gaan, vergaan, verdrinken, verzuipen, doen verdwijnen, onderdompelen
drummed
drummed
drummen, trommelen
dried
dried
afdrogen, uitdrogen, drogen, dor, opdrogen, droog worden, droogvallen, verdrogen, droogmaken
dubbed
dubbed
nasynchroniseren, roffelen
ducked
ducked
duiken
dumped
dumped
storten, strooien
duplicated
duplicated
verveelvoudigen, multipliceren
dusted
dusted
stoffen, afstoffen, stof afnemen
dyed
dyed
kleuren, verven
eased
eased
verzachten, verzachter
echoed
echoed
weerklinken, galmen, resoneren, echoën, weergalmen, naklinken, nabauwen
eclipsed
eclipsed
verduisteren, overschaduwen
edged
edged
scherpen, afbiezen, afboorden, afzetten, omranden
educated
educated
dresseren, kweken, opleiden, opvoeden, grootbrengen
ejected
ejected
uitwerpen
elaborated
elaborated
uitbreiden, uitwijden
elbowed
elbowed
zich een weg banen
elected
elected
uitzoeken, verkiezen, uitlezen, uitpikken, kiezen, uitkiezen
elevated
elevated
verhogen, omhoog heffen
eliminated
eliminated
verwijderen, afvoeren, uitschakelen, elimineren, wegwerken
eluded
eluded
ontsnappen, ontduiken
embarked
embarked
aan boord gaan, inschepen, scheep gaan
embarrassed
embarrassed
ongelegen komen, ontrieven, in verlegenheid brengen
emboldened
emboldened
aanmoedigen
embraced
embraced
omvatten, omhelzen, omarmen, omspannen, omklemmen, omknellen, omvademen
embroidered
embroidered
borduren
emerged
emerged
uit de verf komen, uitkomen, te voorschijn komen, naar voren komen, verschijnen, opduiken, opdagen, opdraven, bovenkomen
emigrated
emigrated
uittrekken, emigreren, uitwijken
emitted
emitted
uitstralen
emphasized
emphasized
benadrukken, onderstrepen, nadruk leggen op, met nadruk zeggen, onderlijnen
employed
employed
aannemen, gebruiken, aanwenden, huren, bezighouden, benutten, aanwerven, tewerkstellen, in dienst nemen
emptied
emptied
ruimen, leegzuigen, uithalen, legen, lichten, leegmaken, ledigen
emulated
emulated
wedijveren, evenaren, naar de kroon steken
enabled
enabled
toestaan, aanzetten, inschakelen, mogelijk maken, activeren, in de gelegenheid stellen
enacted
enacted
bepalen, spelen, naspelen
enclosed
enclosed
omsluiten
encompassed
encompassed
bevatten, omvatten
encountered
encountered
treffen, ontmoeten, tegenkomen, aantreffen, tegemoet treden, stuiten op
encouraged
encouraged
aanwakkeren, verlevendigen, opwekken, aanmoedigen, aanvuren, opkikkeren, bemoedigen, aansporen, animeren, zwepen, stijven, opmonteren, in de hand werken, moed geven
encroached
encroached
aantasten, beslag leggen op
ended
ended
besluiten, uitmaken, afsluiten, uitraken, ophouden, beëindigen, eindigen, uitgaan, verlopen, aflopen, uitlopen, afmaken, voleindigen, uitdraaien
endangered
endangered
in gevaar brengen, in gevaar stellen
endorsed
endorsed
bevestigen, aanbevelen, wenden, endosseren, gireren, onderschrijven
endowed
endowed
meegeven, begiftigen
endured
endured
dragen, ondergaan, lijden, velen, verdragen, tolereren, toelaten, doorstaan, dulden, harden, uitstaan, uithouden, naar buiten brengen, aanhouden, verduren, voortduren, duren, standhouden, beklijven, aanzien
enforced
enforced
instellen, van toepassing laten zijn
engaged
engaged
aannemen, engageren, erbij betrekken, erbij halen, zich inlaten met
engendered
engendered
voortbrengen, aanporren
engraved
engraved
graveren, griffen
engrossed
engrossed
overheersen, in beslag nehmen
enhanced
enhanced
vermeerderen
enjoyed
enjoyed
zich verheugen, genieten van, blij zijn, zich verblijden, genieten, zich verheugen in, zich verlustigen in, smullen
enlarged
enlarged
vergroten, uitbreiden, uitbouwen, uitvergroten, verbreden, verruimen
enlightened
enlightened
verlichten, illumineren
enlisted
enlisted
dienst nemen
enriched
enriched
verrijken
enrolled
enrolled
inschrijven
ensnared
ensnared
vangen, strikken
ensured
ensured
ervoor zorgen, verzekeren, borgen, garanderen, beveiligen, zorgdragen, zekerstellen
entered
entered
ingaan, boeken, inschrijven, binnenkomen, inkomen, registreren, steken, binnengaan, binnenlopen, insteken, bijboeken, indoen, intreden, intoetsen, terechtkunnen
entertained
entertained
afleiden, verstrooien, trakteren, vrijhouden, vergasten, onthalen, recipiëren, gastvrijheid verlenen aan
enticed
enticed
verzoeken, bekoren, verleiden, weglokken, verlokken, in verzoeking brengen
entrusted
entrusted
opdragen, toevertrouwen, vertrouwen, vertrouwen hebben in, belasten met, opdracht geven
enumerated
enumerated
opnoemen, opsommen
envied
envied
benijden, misgunnen, afgunstig zijn, jaloers zijn op
equaled; equalled
equaled; equalled
evenaren, gelijk zijn aan
equated
equated
vergelijken, gelijkstellen
eradicated
eradicated
ontwortelen
erected
erected
inrichten, baseren, opzetten, stichten, oprichten, vestigen, grondvesten, funderen
erred
erred
zich vergissen in, dwalen, zich vergissen, feilen, ernaast zitten, een fout maken
erupted
erupted
uitbarsten, doorbreken
escaped
escaped
ontkomen aan, ontsnappen, ontkomen, uitbreken, ontgaan, ontsnapping
eschewed
eschewed
mijden, schuwen
established
established
vaststellen, inrichten, baseren, in het leven roepen, stichten, oprichten, vestigen, grondvesten, funderen, bevinden, constateren
estimated
estimated
taxeren, waarderen, inschatten, schatten, ramen, begroten
etched
etched
etsen, indruk maken
evacuated
evacuated
evacueren, ontruimen
evaded
evaded
vermijden, ontwijken, mijden, uit de weg gaan
evaluated
evaluated
evalueren
evaporated
evaporated
verdampen, uitdampen, indampen, vervliegen, vervluchtigen, doen verdampen
evicted
evicted
uitzetten
evolved
evolved
evolueren, zich ontwikkelen
exacted
exacted
vorderen, opvorderen, rekwireren
exaggerated
exaggerated
overdrijven, chargeren
exalted
exalted
verheffen, loven, verheerlijken
examined
examined
nagaan, controleren, nakijken, onderzoeken, uitzoeken, exploreren, examineren, uitvissen, nauwkeurig onderzoeken, vorsen
excavated
excavated
rooien, uithollen, opgraven, uitgraven, winnen, delven, opduikelen
exceeded
exceeded
overtreffen, overstijgen, uitblinken, uitmunten, voorbijstreven, te boven gaan, overschrijden
excelled
excelled
overtreffen, uitblinken, uitmunten, excelleren
exchanged
exchanged
wisselen
excised
excised
wegsnijden, accijns heffen
excited
excited
irriteren, prikkelen, ophitsen, opwinden, sarren, aanstoken, op stang jagen, verhitten, werken op, aanwakkeren
exclaimed
exclaimed
uitroepen
excluded
excluded
buitensluiten, uitzonderen, uitsluiten
excreted
excreted
afscheiden
excused
excused
vergeven, verontschuldigen, verschonen, excuseren, goedpraten
executed
executed
uitvoeren, executeren, terechtstellen, ter dood brengen
exemplified
exemplified
toelichten, illustreren
exercised
exercised
oefening, oefenen, sporten, drillen
exhaled
exhaled
getuigen van, ademen, uitademen, uitwasemen
exhausted
exhausted
uitputten, afmatten
exhibited
exhibited
vertonen, tentoonstellen, belichten, uitstallen, tonen, exposeren
exiled
exiled
verbannen, uitbannen
existed
existed
zijn, leven, bestaan, existeren
expanded
expanded
toenemen, uitbreiden, uitzetten, strekken, zich uitbreiden, openzetten, factoriseren, ontbinden in factoren, uitbuiken
expected
expected
wachten, afhalen, verwachten, verbeiden, te wachten staan, ervan uitgaan, uitgaan van
expedited
expedited
afhandelen, afdoen, afwikkelen
expelled
expelled
verdrijven, verjagen, uitdrijven, wegjagen, wegdrijven
expended
expended
besteden, verbruiken
experienced
experienced
ondergaan, ervaren, beleven, meemaken, doormaken, doorleven, ondervinden
experimented
experimented
experimenteren
expired
expired
versmachten, vervallen, uitraken, ophouden, eindigen, uitgaan, verlopen, aflopen, uitlopen, overlijden, sterven, doodgaan, verscheiden
explained
explained
verklaren, uitleggen, toelichten, duidelijk maken, beduiden, uiteenzetten, verhelderen, toelichting geven, voorhouden, te verstaan geven
exploded
exploded
losbarsten, springen, ontploffen, uitbarsten, exploderen
explored
explored
nagaan, onderzoeken, uitzoeken, exploreren, uitvissen, vorsen, verkennen
exported
exported
uitvoeren, exporteren
exposed
exposed
zichtbaar maken, blootstellen
expounded
expounded
toelichten, uiteenzetten
extended
extended
uitbreiden, verruimen, ophouden, uitstrekken, rekken, strekken, verlengen, uitsteken, prolongeren, uitrekken
extinguished
extinguished
uitmaken, uitdoen, blussen, doven, uitdoven, uitblussen
extracted
extracted
afleiden, zetten, zetsel, aftreksel
extradited
extradited
uitleveren, aangediend krijgen
fabricated
fabricated
maken, aanmaken, fabriceren, vervaardigen
faced
faced
tegemoet gaan, mee afrekenen, onder ogen zien, het hoofd bieden, zich richten op, zich richten naar, de confrontatie aangaan met, naar ... gericht staan
facilitated
facilitated
verlichten, in de hand werken, vergemakkelijken, opluchten
faded
faded
tanen, verbleken, vervagen, verschieten, kwijnen, verdorren, verwelken, bleek worden, verleppen, verflensen
failed
failed
zakken, stranden, mislukken, falen, misgaan, floppen, sjezen, schipbreuk leiden, in het water vallen, nalaten, laten, uitsterven, afsterven, wegsterven, niet doen, tekortschieten, afweten
fainted
fainted
flauwvallen, bezwijmen, bewusteloos raken, zwijmen, in zwijm vallen
faked
faked
veinzen, doen alsof
falsified
falsified
vervalsen
faltered
faltered
aarzelen, wankelen, stotteren, stamelen
fancied
fancied
bedenken, dromen, mijmeren, zich voorstellen, wanen, zin hebben, zich verbeelden, in de waan verkeren
farmed
farmed
grond bewerken, boerderijwerk verrichten
fastened
fastened
bevestigen, vaststellen, aanslaan, bepalen, fixeren, vastmaken, tuigeren, aanbinden, vastbinden, vastzetten, afgrendelen, grendelen, verstevigen, vastleggen, meren, aandraaien, onderbinden, afhechten
fathomed
fathomed
peilen
fatigued
fatigued
afmatten, afbeulen, afjakkeren
feared
feared
vrezen, duchten, schromen, terugschrikken voor, bang zijn voor
feigned
feigned
veinzen, voorwenden, doen alsof, simuleren, voorgeven, fingeren
felled
felled
viel

regelmatige werkwoorden


Begin met de studie van onregelmatige werkwoorden:
Willekeurige selectie

regelmatige werkwoorden & Engels onregelmatige werkwoorden